Jacob Kanbier trouwt met zijn engel

Zij in het wit, hij in het bruin. De Leidse kunstschilders Jacob Kanbier (46) en Laura Wegman (27) trouwden gisteren in alle vroegte. Een bruiloft zonder schilderachtige taferelen, eenvoudig en gewoon ‘zoals het hoort’.
Ze hadden eigenlijk op 14 juli willen trouwen, maar die datum viel op een zondag en dus ging dat feest niet door, Jammer, vond het stel, want op 14 juli kenden Kanbier en Wegman elkaar precies vijf jaar. Maar 15 juli was ook wel een speciale dag, omdat het gisteren precies 390 jaar geleden was dat Rembrandt ter wereld kwam. In Leiden, vlakbij de plek waar Kanbier zijn ‘Rembrandt-atelier’ heeft (in de voormalige Stadstimmerwerf aan het Galgewater).

Kanbier trouwde voor de tweede maal, met het meisje dat hij 4 juli 1991 voor het eerst tegen het lijf liep in het Leidse Van der Werfpark. Eerst dacht de schilder dat het een engel betrof (‘ze leek te zweven in de lucht’) maar toen hij wat beter keek zag hij dat het een koorddanseres was. Ruim een week later ontmoetten ze elkaar weer en sindsdien zijn ze een paar. Het stel heeft inmiddels twee kinderen.
Hoewel Kanbier dol is op ludieke verkleedpartijen die de aandacht op zijn werk moeten vestigen, hield de schilder het gisteren heel sober. Met een open jeep naar het stadhuis alwaar hij om elf uur zijn jawoord gaf in het bijzijn van familieleden. Vervolgens ging het gezelschap met een boot naar het Rembrandt-atelier, waar tegen lunchtijd een receptie werd gehouden. Geen live-muziek, maar Sky Radio uit een midi-setje. Geen champagne, maar bier en toastjes. Geen grote schare kunstenaars, maar diezelfde groep familieleden. Plus enkele PvdA’ers, bij wie Kanbier niet meer stuk kan na een door hem uitgevoerde restauratie van een oude SDAP-vlag. De banden zijn over en weer heel innig: Kanbier nodigde raadslid Ed van der Veen uit als getuige van zijn huwelijk.

Leidse schilders lieten zich maandagochtend niet zien op de receptie aan het Galgewater. Die overigens snel tot een einde kwam, omdat om een uur of één de lunchpauze voor de meeste genodigden er weer op zat.

Bron: Leidsch Dagblad